In ‘Hermantje – een leven na overleven’ deelt Herman Polak zijn ervaringen na de oorlog. Als kind van drie jaar oud werd hij gedurende de Tweede Wereldoorlog ondergebracht op maar liefst 18 verschillende onderduikadressen, gescheiden van zijn ouders en zus. De langdurige nasleep van trauma’s voor overlevenden blijft vaak onderbelicht. Voor velen, waaronder Herman, bracht de bevrijding geen directe vrede.
Hoe voelt het om gediscrimineerd te worden op basis van afkomst of cultuur? En welke littekens heeft Herman overgehouden aan zijn tijd van onderduiken en onrecht? De oorlog heeft diepgaande sporen nagelaten en bij Herman heeft het geleid tot een langdurig gevoel van schaamte over zijn Joodse identiteit. Hoe ziet hij dit nu, nu hij eind tachtig is?
Met de recente toename van antisemitisme, werpt dit een extra schaduw op zijn ervaringen. Op één van de 18 onderduikadressen, een verlaten speelgoedfabriek waar hij als zesjarige drie maanden helemaal alleen verbleef, zocht hij toen al naar antwoorden op de vraag waarom hij zich moest verbergen. In plaats van de nazi’s de schuld te geven, gaf hij zichzelf de schuld. Voor hem was het antwoord op de vraag waarom hij moest onderduiken simpel: “Omdat ik Jood ben. Heel dom dat je Jood bent geworden Herman.” Deze zelfovertuiging heeft hem lang achtervolgd. Heeft hij de zelfhaat die hij tijdens de oorlog ontwikkelde los kunnen laten?