‘… DAT MEN ELKAAR OP AARDE TOCH NOG EENS TERUGVINDT’
Toespraak bij het monument ‘Het verstoorde leven’ te Deventer op 4 mei 2022
Vandaag, op deze woensdag, 4 mei 2022, herdenken we alle slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en morgen vieren we dat we 77 jaar geleden zijn bevrijd. Daarom staan wij hier rondom het monument Het verstoorde leven, opgericht ter nagedachtenis aan alle Joodse medeburgers die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn vermoord, waaronder Etty Hillesum. Als gedenkteken is dit monument ook bedoeld als waarschuwing tegen hedendaagse vormen van discriminatie, als gedenkteken tegen ongerechtigheid.
Dit jaar, meer dan voorgaande jaren, lijkt deze waarschuwing dringender.
Want, beste mensen, waarin zijn we beland? Hoe is het mogelijk dat Europa in een situatie zit die angstwekkend veel lijkt op de vooravond van de Tweede Wereldoorlog? Etty Hillesum, wier geest hier rondwaart, zou misschien suggereren om eerst naar onszelf te kijken. Wat is ons ontgaan? Hebben we misschien met z’n allen – misschien dan vooral buiten Deventer – zitten snurken, omdat wij te veel in onze eigen bubbel en bijbehorende vrijheidsopvattingen hebben geleefd?
De Belgische historica Annelien De Dijn heeft dit jaar het essay over het thema ‘Vrijheid in verbondenheid’ geschreven. Zij wijst op een opinieonderzoek waaruit blijkt dat veel Nederlanders onder ‘vrijheid’ verstaan de ‘vrijheid te gaan en staan waar je wilt, keuzevrijheid en aan niemand verantwoording hoeven afleggen’. De Dijn vraagt zich af of deze opvattingen – ‘mijn leven, mijn vrijheid’ – niet geleid hebben tot een ‘dictatuur van het eigenbelang’ (naar NRC-journalist Tom-Jan Meeus). Ik zou willen toevoegen: ‘Is Poetin niet precies het resultaat van een soortgelijke vrijheidsopvatting? Doet hij niet precies datgene wat hij wil doen, zonder zich aan wie dan ook te verantwoorden?’
De Dijn benadrukt aan de hand van denkers als Spinoza en Rousseau dat vrijheid eerder een collectief goed is dan een individueel gegeven.
Volgens haar vraagt ‘bescherming tegen tirannie’ om ‘bestuurders die wetten en regels opstellen’ die ‘zoveel mogelijk onder controle van ons allemaal blijven staan’. En wel zodanig dat er ‘geen machtige lobby’s zijn die hun belangen laten primeren op het algemeen belang’ of ‘dat wetgevers beïnvloed worden door de luidste schreeuwers’. Datgene wat moet worden voorkomen is ‘de afbraak van de democratische vrijheid’. Toen de oorlog, nu 77 jaar geleden, voorbij was, kon de democratie worden hersteld en ‘gewone burgers’ kregen opnieuw ‘controle over de manier waarop ze werden bestuurd’.
Zonder serieus te werken aan regels die de verbinding veiligstellen – vergelijk het met verkeerregels voor alle deelnemers – ontstaan er ongelukken met privé-opvattingen over vrijheid.
Het werken aan voorwaarden voor werkelijke gemeenschap en verbondenheid is blijvend noodzakelijk. Annelies de Dijn wil graag dit belang van de democratie benadrukken. Zij zegt: ‘Dat – en niet de dictatuur van het eigenbelang – is de vrijheid die het waard is om te verdedigen’. Haar woorden leggen ‘de dictatuur van het eigenbelang’ bloot en laten zien dat onze gedachten over ‘democratische vrijheid’ misschien wel aan enige opfrissing toe zijn.
Het Etty Hillesum Centrum levert sinds de jaren negentig een belangrijke bijdrage aan die noodzakelijke opfrissingen, aan het wakkerhouden van onze gezamenlijke opdracht om te blijven werken aan een menswaardig bestaan voor ons allemaal, aan de gedachte dat vrijheid niet zonder verbondenheid kan.
Het gedachtegoed van Etty Hillesum is daarbij een belangrijke inspiratiebron.
Wij weten met z’n allen wel bijna zeker dat Etty Hillesum zeer geschokt zou zijn door de diepe scheidslijnen die anno 2022 tussen haar geliefde Rusland en Europa lopen. Vanuit haar dagboek weten we hoe groot haar verlangen was om eens ‘naar Rusland’ te gaan en ‘één
van de vele kleine verbindingsschakels’ te zijn tussen Rusland en Europa (brief, 3 juli 1942).
Zij geloofde in ‘regelrechte verbindingspaden van mens tot mens die ‘in deze wild dooreengegooide wereld alleen nog door het innerlijk’ gingen. Ze schreef: ‘Uiterlijk wordt men uiteen gesmeten en de paden naar elkaar toe raken zo bedolven onder puin, dat men in vele gevallen de weg naar elkaar nooit meer zal kunnen vinden. Een ongebroken contact en voortleven samen is alleen innerlijk mogelijk en is er niet altijd de hoop, dat men elkaar op deze aarde toch nog eens terugvindt?’ (dagboek, 11 juli 1942).
‘…Is er niet altijd de hoop, dat men elkaar op deze aarde toch nog eens terugvindt?’
Voor Etty Hillesum verliep de existentiële ervaring van verbondenheid door het innerlijk. Door bewust te werken aan zichzelf waren er in haar grote gevoelens van wereldverbondenheid en innerlijke vrijheid ontstaan. Zij zag mogelijkheden in ‘stromingen en verbondenheid over alle grenzen heen’ waarin de ziel ‘één groot vaderland’ zou hebben en ‘geen grenzen’ zou kennen.
Aan dit ‘wederzijds begrijpen’ zou ze willen ‘meewerken’, omdat zij in haarzelf een diep begrijpen voelde ‘van alle tijden en alle landen’. (3 maart 1942)
De door Hillesum voorgestane humanitaire solidariteit – tegen alle haat in – kunnen we citeren, ja zelfs preken en geloven, maar daarmee zijn we er nog niet. Haar humanitaire spiritualiteit – ontstaan in een proces van sterke vergeestelijking – behelst een oproep en heeft uiteindelijk in onze buitenwereld handen en voeten nodig, heeft vele plekken nodig waar voortdurend wordt gewerkt aan een ‘wederzijds begrijpen’, waar de verschillen tussen ons, wereldburgers, niet een bedreiging zijn maar een uitdaging en uitnodiging om samen te werken.
Ook ‘regelrechte verbindingspaden van mens tot mens’ kunnen gevaar lopen en moeten worden onderhouden.
Er moeten veel meer plekken van ontmoeting zijn – zoals het Etty Hillesum Centrum – waar kan worden gewerkt aan het noodzakelijke ‘wederzijdse begrijpen’, aan het voortdurende onderhoud van onze democratische waarden, aan de door Etty Hillesum gewenste ‘stroom van humanisme’. Aan de talloze oorlogsslachtoffers van het naziregime zijn wij tot het uiterste verplicht om ‘elkaar op deze aarde’ terug te vinden, om elkaar de vrijheid in verbondenheid te geven.
Ria van den Brandt